Succes van publieke samenwerkingen ligt mede in handen van de overheid
Hoe stuur je als overheid in deze turbulente tijd met ingrijpende technologische en maatschappelijke veranderingen op grote publieke thema’s zoals beter onderwijs? Dat was de vraag die Pieter Moerman, programmamanager Katapult aanzette tot een onderzoek waarop hij 17 december promoveert aan de Universiteit van Amsterdam. De overheid maakt komende jaren 1,4 miljard euro vrij voor omscholing en bijscholing van werknemers en vaak worden daarvoor samenwerkingsverbanden tussen bedrijven en scholen opgezet. Maar werken die wel goed? Moerman onderzocht en analyseerde 48 samenwerkingen tot in detail. Uit zijn proefschrift blijkt dat de wijze waarop de overheid stuurt een samenwerking kan maken of breken.
Nederland kent op dit moment ongeveer driehonderd voorbeelden van publiek-private samenwerkingen in het beroepsonderwijs, met succesvolle en minder goed lopende voorbeelden. De essentie van publiek-privaat samenwerken is dat scholen en bedrijven resultaten bereiken die ze alleen niet voor elkaar krijgen. Daarvoor krijgen deze projecten vaak financiële steun vanuit de overheid, die vervolgens allerlei eisen stelt aan de samenwerking. Meestal door top-down regels op te leggen waaraan bijvoorbeeld alle docenten moeten voldoen. Of er worden targets gesteld, zoals minder uitval van studenten en moeten de onderwijsinstellingen zelf voor de uitvoering zorgen. Moerman: “Wat ik vooraf niet verwachtte is dat de manier waarop de overheid stuurt, zoveel impact heeft op hoe de samenwerking uitpakt. ‘De overheid beperkt ons door strenge regels’, hoorde ik vaak tijdens mijn onderzoek op de werkvloer. Terwijl als je bedrijven en scholen de ruimte geeft om zelf hun aanpak te verbeteren, dat veel beter werkt.”
Experimentalist governance-methode
Maar hoe krijg je scholen en bedrijven zover dat ze zelf pro-actief nieuwe doelen formuleren, nieuwe acties opzetten en die daadwerkelijk uitvoeren, evalueren en verbeteren? Moerman onderzocht hoe het combineren van leren en verantwoorden – experimentalist governance – daarvoor een alternatief kan bieden. Moerman: “Als overheid wil je monitoren hoe de samenwerking verloopt. Op dit moment hangt daar vaak een sfeer van afrekening: ‘Als we het verkeerd doen, worden we gestraft en krijgen we geen geld.’ Door het leerproces centraal te stellen met ruimte voor het maken van fouten geef je daar een positieve draai aan.”
Lef om te experimenteren
Moerman analyseerde onder andere 48 samenwerkingen waarbij nieuwe vormen van sturing door de overheid en publiek-private samenwerking getest werden. Een voorbeeld daarvan is het Centrum voor innovatief vakmanschap Water in Leeuwarden. ‘Bij dit kenniscentrum staan de medewerkers binnen waterbedrijven en waterschappen centraal. De uitdaging is om de vaak wat oudere medewerkers blijvend op te leiden in nieuwe kennis en technieken op het gebied van waterbeheer. Dat heeft dus te maken met de opleiding zelf, maar ook met bijscholing van de huidige medewerkers. De vele kennis die er al is, kan door een samenwerking gedeeld worden.’
Moerman: “Wat ik bewonder aan deze nieuwe vormen van sturing, is dat de overheid het lef getoond heeft om veel minder regels op te leggen. Hoewel ik in mijn proefschrift ook kritisch ben op deze nieuwe vormen, waardeer ik het dat de overheid durft te experimenteren en moedig ik het aan om dat lef door te zetten. Uit mijn resultaten blijkt dat dat uiteindelijk het verschil voor succes kan maken.” Mede dankzij een innovatieve aanpak rondom Centra voor innovatief vakmanschap is dit Centrum een succes geworden.
Promotiegegevens
Pieter Moerman: Governance regimes and problem-solving capacity: Public-private partnerships in Dutch vocational and higher education. Promotor is prof. dr. J.H. Zeitlin. Copromotor is dr. E.M. Heemskerk. De promotie vindt plaats op donderdag 17 december om 10.00 uur in de Agnietenkapel en is te volgen via een livestream.
Deel dit artikel